Als je programmacode schrijft om een bepaalde waarde te berekenen, dan schrijf je in VBA een functie. Een functie begint met Function en eindigt met End Function. De functie moet een naam hebben om de functie van andere functies te onderscheiden. De naam schrijf je achter het trefwoord Function. Achter de naam volgt nog een haak openen en een haak sluiten.
Een functie lijkt in opbouw op een procedure (zie: Wat is een VBA-procedure?). Het verschil is dat je bij een procedure opdrachten uitvoert, terwijl je bij een functie een waarde opvraagt. Je wilt een resultaat berekenen en de waarde terugkrijgen.
Tussen de sleutelwoorden Function en End Function plaats je ‘de berekening’ die uitgevoerd moet worden als de functie aangeroepen wordt. De naam van de functie komt in de functie aan het einde terug. Op het moment dat ‘de berekening’ voltooid is, wordt aan de naam van de functie ‘de uitkomst’ toegewezen. Zo komt de uitkomst van de berekening terug op de plaats waar de functie aangeroepen wordt.
Hieronder zie je een afbeelding van de functie GeefHetAntwoord. De functie wordt in dit voorbeeld in Excel in een cel ingevoerd; de uitkomst is de datum en tijd van het moment.